Telekinese bij het werpen van een dobbelsteen – Een pilotstudie van 100 worpen
2009
Met gedachten beïnvloeden hoeveel ogen je gaat rollen met een dobbelsteen: realiteit of fantasie? Door honderd keer te proberen om de uitkomst van een worp met een eerste dobbelsteen te herhalen met een tweede dobbelsteen, heb ik onderzocht of het mogelijk is om met gedachten een bepaald aantal ogen te werpen. Het resultaat van dit onderzoek bevestigt het effect van wilskracht: het beoogde aantal ogen werd vaker in minder dan 6 worpen gegooid dan op grond van toeval moet worden verwacht.
Inleiding
De uitkomst van een eerlijke worp met een zuivere, kubusvormige dobbelsteen staat zo goed als synoniem voor een geheel willekeurig resultaat: over het algemeen wordt aangenomen dat alleen het toeval van invloed is op het aantal ogen dat op de uitgerolde dobbelsteen te zien zal zijn. Volgens de theorie van de telekinese of psychokinese is het echter mogelijk om materie met geestkracht te sturen. De wens om een bepaald aantal ogen te rollen zou dan dus kunnen resulteren in precies dat aantal ogen. Deze stelling wordt in dit onderzoek nader onderzocht, waarbij de hypothese luidt dat het aantal worpen dat nodig is om een bepaald aantal ogen te gooien verkleind kan worden door hier bewust naar te streven.
Methode
Er is in dit experiment gebruik gemaakt van twee identieke dobbelstenen. Met de eerste dobbelsteen werd middels een gedachteloze worp een willekeurig aantal ogen gegooid, en deze uitkomst werd genoteerd. Vervolgens werd met de tweede dobbelsteen getracht om dit aantal ogen in zo min mogelijk worpen nogmaals te gooien, en de hoeveelheid worpen dat nodig was om dit resultaat te behalen, werd ook genoteerd. Deze procedure werd 100 maal herhaald, een aantal dat van te voren was vastgesteld. De verkregen data werd verwerkt in Microsoft® Excel 2000.
Resultaten
Met de eerste dobbelsteen is in totaal 17 maal 1 gegooid, 17 maal 2, 13 maal 3, 17 maal 4, 16 maal 5 en 20 maal 6. Deze aantallen liggen binnen de grenzen van de verwachting: theoretisch gezien zal na 100 worpen elk van de zes mogelijke uitkomsten met 95% waarschijnlijkheid tussen de 11 en 22 maal voorkomen.
Wanneer de tweede dobbelsteen wordt geworpen met als doel om precies het aantal ogen van de eerste dobbelsteen te rollen, is de verwachting dat dit 6 worpen zal kosten. Immers, de kans per worp is 1/6. De hypothese van dit onderzoek luidt dat het aantal benodigde worpen verkleind kan worden door hier bewust naar te streven, en daarom worden de pogingen waarbij minder dan 6 worpen nodig waren als succes gerekend. De theoretische verwachting is dat het 60 van de 100 keer zal voorkomen dat er minder dan 6 worpen nodig zijn om een beoogd aantal ogen te gooien.
Na analyse van de verkregen data bleek dat het 69 van de 100 keer was voorgekomen dat het gewenste aantal ogen in minder dan 6 worpen werd verkregen. Het gewenste aantal ogen werd 19 maal in 1 worp gegooid, 18 maal in 2 worpen, 17 maal in 3 worpen, 12 maal in 4 worpen en 3 maal in 5 worpen. In 31 gevallen waren 6 of meer worpen nodig. In dit experiment werd dus vaker het gewenste aantal ogen binnen de verwachte 6 worpen gegooid dan op grond van toeval moet worden verwacht.
Door een binomiale verdeling toe te passen is onderzocht of dit resultaat ook significant is. Hierbij is gekozen voor een eenzijdige toets met een significantieniveau van 0,05. Deze statistische toets resulteert in een p-waarde van 0,023, wat betekent dat de kans dat het waargenomen effect op toeval berust, slechts 2,3 % is. De kans dat hier een werkelijk bestaand effect is gemeten, is 97,7%.
Conclusie
Uit analyse van de resultaten kan worden geconcludeerd dat er, wanneer wordt geprobeerd om met een dobbelsteen een van te voren vastgesteld aantal ogen te gooien, minder worpen nodig zijn om dit resultaat te bereiken dan op grond van toeval wordt verwacht. Vooral het binnen 4 worpen gooien van het beoogde aantal ogen gebeurde veel vaker dan verwacht.
Discussie
Dit onderzoek impliceert dat de uitkomst van de worp met een dobbelsteen met gedachten beïnvloed kan worden. Immers, er zijn geen conventionele oorzaken te noemen waarmee de gevonden resultaten bevredigend verklaard kunnen worden.
Iedere worp is onder strikte condities uitgevoerd, waarbij van te voren was vastgesteld aan welke voorwaarden een correcte worp moest voldoen. Zo moest de dobbelsteen tijdens de worp minimaal één complete omwenteling maken (in de praktijk waren dit er meestal meerdere) en werd de worp ongeacht de uitkomst niet meegeteld en opnieuw uitgevoerd wanneer de dobbelsteen tijdens de rol werd belemmerd of van de speeltafel viel.
Daarnaast is er geen reden om aan te nemen dat de gebruikte dobbelstenen niet exact zuiver zijn. Zo werden er met de eerste dobbelsteen niet vaker een bepaald aantal ogen gegooid dan op grond van toeval moet worden verwacht. Bovendien was de worp met de eerste dobbelsteen geheel onafhankelijk van de worp met de tweede dobbelsteen: er is geen reden om aan te nemen dat de tweede worp op enige wijze werd beïnvloed door het resultaat van de eerste worp, behalve door de wens deze uitkomst nogmaals te rollen.
Het effect van het positief denken bleek vooral invloed te hebben op de eerste vier worpen van een poging om het aantal ogen op de eerste dobbelsteen te rollen: het benodigde aantal worpen bleek veel vaker 1, 2, 3 of 4 te zijn dan werd verwacht. Het aantal keer dat er meerdere worpen nodig waren om het gewenste aantal ogen te gooien was lager dan verwacht, maar vaak waren er in dat geval ook opvallend veel worpen nodig. Uitschieters waren pogingen waarbij 19, 20 of zelfs 31 keer gerold moest worden om het gewenste aantal ogen te gooien. Als positieve intenties het gewenste aantal ogen sneller kunnen laten verschijnen, zouden deze grote aantallen benodigde worpen veroorzaakt kunnen worden door de negatieve feedback van het successieve falen.
Ten slotte kan naar aanleiding van deze resultaten niet met zekerheid worden gesteld dat de gemeten effecten veroorzaakt worden door telekinese of psychokinese. In de strikte zin van het woord heeft telekinese betrekking op het beïnvloeden of bewegen van materie met menselijke geestkracht, zonder het gebruik van fysieke hulpmiddelen. In dit onderzoek werden de dobbelstenen echter met de hand geworpen, wat een directe fysieke invloed vormt. Tijdens het oppakken van de dobbelsteen registreren de hersenen mogelijk onbewust de positie van alle ogen (immers, het bovenste vlak toont het aantal ogen waarnaar in de vorige worp gestreefd werd en het is waarschijnlijk dat ook het zij- en vooraanzicht zichtbaar zijn, waardoor de gehele structuur van de dobbelsteen bekend is), en ook wanneer de dobbelsteen in de hand geschud wordt is het denkbaar dat alle bewegingen onbewust vastgelegd worden. Vlak voor de worp weet het lichaam dus exact hoe de dobbelsteen in de hand ligt. Het verloop van de worp zelf is ook te voorspellen aan de hand van variabelen zoals de manier van gooien, de wrijving van de tafel en andere omgevingsfactoren. Theoretisch gezien is de uitkomst van de worp daardoor volledig te controleren, mits er rekening wordt gehouden met de onbewust geregistreerde informatie over de positie van de dobbelsteen in de hand en de omstandigheden waaronder gegooid wordt.
Het verwacht aantal keren dat je moet gooien om een bepaald getal te gooien is 4, niet 6.
@Henk
Dat is niet correct. Het verwachte benodigde aantal worpen om met een zuivere dobbelsteen zes te gooien is 6, want het benodigde aantal worpen X is geometrisch verdeeld met parameter 1/6. Hetzelfde geldt voor het verwachte benodigde aantal worpen om vijf, vier, drie, twee of één te gooien. Op http://nl.wikibooks.org/wiki/Discrete_Kansrekening kun je meer lezen over verwachting van bekende discrete verdelingen.
Ik denk dat mensen veel meer kunnen dan ze denken.
Ik heb vaak met I tjing muntjes gegooid en soms heb ik het idee dat ik weet wat ik ga gooien, hoewel ik de uitkomst niet weet.
Ik ken de 64 tekens niet uit mijn hoofd.
Ik heb wel eens de vraag gecontroleerd en dan kreeg ik de jeugddwaasheid nr. 4, die ik echt nooit gelezen had.
In het antwoord staat letterlijk; “wie mij lastig valt geef ik geen antwoord”.
Tja, dan krijg ik toch even kippenvel.