Rookverbod – Bescherming en vrijheid
2010
In Nederland geldt sinds 1 januari 2004 een rookverbod op de werkplek. Dit verbod, dat voortkomt uit het recht om rookvrij te kunnen werken, is een prima voorbeeld van de plicht van werkgevers om voor hun werknemers minimumvoorwaarden te creëren waaronder zij veilig en gezond kunnen werken. Meeroken, het inademen van rook geproduceerd door andermans sigaret, pijp of sigaar, brengt ontegenzeggelijk ernstige gezondheidsrisico’s met zich mee en daarom is het terecht dat werknemers hiertegen worden beschermd. Hieruit volgt uiteraard ook dat het rookverbod in de horeca, dat sinds 1 juli 2008 van kracht is, evenveel bestaansrecht heeft als het rookverbod op andere werkvloeren, mits de horecagelegenheid personeel in dienst heeft.
Horecagelegenheden die, naast de eigenaar, geen personeel in dienst hebben, zouden niet vanuit de overheid moeten worden verplicht om rookvrij te zijn. De eigenaar van een bar, restaurant of café zou op dit punt niet door de overheid moeten worden beperkt in zijn persoonlijke vrijheden, omdat hij met zijn eigen rookgedrag en dat van zijn klanten niemand tot last is die er niet bewust voor kiest om zich in de desbetreffende ruimte te bevinden. Rekening houden met cafébezoekers die niet in de rook wensen te staan, is geen verplichte taak van de uitbater. Als hij zich zonder meer zou moeten schikken naar de wensen van zijn klanten, dan zou hij ook het recht verliezen om zelf te beslissen welke muziek hij in zijn zaak wil draaien. Klanten hebben, uit het beschikbare aanbod, de keuze om een café te bezoeken dat past bij hun rookwens, muzieksmaak en andere persoonlijke voorkeuren.
Bovenstaande argumentatie gaat op voor de cliëntèle, maar niet voor werknemers in de horeca. In principe zou ook van hen gezegd kunnen worden dat zij er bij het afsluiten van hun contract vrijwillig voor kiezen om onder rokerige omstandigheden te gaan werken. Deze optie mag echter door de overheid worden uitgesloten omdat werknemers, of ze hier nu bewust voor kiezen en behoefte aan hebben of niet, bij iedere werkgever onder minimale omstandigheden moeten kunnen werken. Een klant mag zich beroepen op zijn persoonlijke vrijheid om een bezoek te brengen aan een rokerige kroeg en hiermee zijn gezondheid in gevaar te brengen, maar een werkgever mag nooit van zijn werknemer eisen dat hij bij indiensttreding contractueel vastlegt dat hij moedwillig onnodige gezondheidsrisico’s aanvaardt. Vrijwilligers vallen niet onder de categorie ‘werknemers’, omdat zij niet contractueel aan een meerdere zijn verbonden. De eigenaar van een werkplek waar vrijwilligers hun werkzaamheden uitvoeren, moet daarom niet verplicht zijn deze ruimte rookvrij te houden.