Erkenning van de vrije wil: de juiste of onvermijdelijke keuze
2011
Als de mens uit enkel materie bestaat en deze materie beïnvloed wordt door onverbiddelijke natuurkrachten, dan kan vrije wil niet bestaan. De consequenties van die gedachte zijn verstrekkend, want in dat geval zou de mens geen enkele invloed hebben op zijn gedrag en dus ook geen enkele verantwoordelijkheid kunnen dragen voor zijn handelen. Hij zou gereduceerd worden tot een rots of ieder ander willoos object zonder keuzevrijheid. Vrije wil kan alleen bestaan als de mens een immateriële ziel bezit. Het erkennen van vrije wil lijkt daardoor irrationeel en onwetenschappelijk, maar vergeleken met het alternatief, het ontkennen van vrije wil, is het de meest rationele aanname. Ze is namelijk ofwel de enige juiste (in het geval dat vrije wil inderdaad bestaat), ofwel de enige mogelijke (in het geval dat vrije wil niet bestaat, de mens niet over keuzemogelijkheden beschikt en er dus geen sprake kan zijn van juiste en onjuiste beslissingen). In tegenstelling tot het afwijzen van vrije wil, kan het erkennen ervan dus nooit een onjuiste keuze zijn.
1. Materie en wetmatigheden
Als de mens geen vrije wil heeft, dan is alles dat hij denkt en doet het gevolg van oorzaken waar hij geen invloed op kan uitoefenen. Op macroniveau kan daarbij gedacht worden aan factoren als opvoeding, genetische achtergrond en het milieu waarin het individu zich bevindt, maar op microniveau zijn al deze invloeden terug te voeren op materie en de vier fundamentele natuurkrachten. Deze natuurkrachten beïnvloeden materie niet enkel in gevallen waarin een individu daarvoor ‘kiest’ en zijn goedkeuring verleent, noch kan het individu ze aanpassen of uitschakelen: natuurkrachten hebben altijd dezelfde werking en veroorzaken, gegeven een zekere beginsituatie, altijd dezelfde eindsituatie.
1.1. Biologie
Voor biologische factoren als de genetische achtergrond van een individu is het vrij eenvoudig om in te zien hoe de fundamentele natuurkrachten alle touwtjes in handen hebben. DNA bestaat immers uit atomen, en materie dient aan wetmatigheden te gehoorzamen. Een positief en een negatief geladen deeltje bijvoorbeeld moeten elkaar – gegeven een aantal omstandigheden die op zichzelf ook weer beïnvloed worden door onverbiddelijke krachten – onontkoombaar aantrekken: ze hebben geen enkele keuzevrijheid.
1.2. Opvoeding en omgeving
Opvoeding en omgevingsfactoren daarentegen lijken in de eerste instantie niet direct te worden beïnvloed door natuurkrachten, maar gezien ieder element van de opvoeding en omgeving teruggevoerd kan worden op materie, is dit wel het geval. Op elementair niveau is alles dat bestaat immers een zekere rangschikking van atomen, of (in enkele gevallen) een direct gevolg van deze rangschikking. Licht bijvoorbeeld kan waarschijnlijk niet als ‘materie’ worden gedefinieerd, maar wel worden al haar variabele eigenschappen bepaald door de materie waar het door is uitgezonden of weerkaatst en het medium waar het zich in bevindt.
Als een mens een fysiek wezen is, zonder spirituele, immateriële ‘ziel’ of iets dergelijks, zal hij bovendien beperkt zijn in zijn waarnemingen tot wat hij kan detecteren met zijn vijf materiële zintuigen. De zintuigen zetten de inkomende stimuli vervolgens om in elektrische signalen en na transport worden die geïnterpreteerd door het materiële brein. Het hele proces van waarneming tot ‘bewustwording’ komt dus tot stand door materiële processen die geleid worden door rigide natuurwetten.
1.3. Afweging planten en dieren
Bij het maken van een beslissing worden vervolgens alle beschikbare gegevens, bestaande uit waarnemingen, herinneringen, karaktereigenschappen, enzovoorts, afgewogen om tot een zekere handeling te komen. Deze analyse kan gezien worden als een berekening: er wordt een aantal variabelen ingevuld als input en uit de formule rolt vervolgens de meest geschikte handeling als output. Een organisme zonder vrije wil zal deze handeling uitvoeren zonder hier bewust voor te kiezen: er is immers geen alternatief waar ook voor gekozen had kunnen worden. Vrije wil ontbreekt in dat geval dus, want iedere handeling is het gevolg van een berekening die, gegeven de variabelen, maar één enkele uitkomst kan hebben.
Het wordt wel verondersteld dat planten en dieren op die manier leven. Op ieder moment in de tijd doet het organisme wat het op dat moment ‘hoort’ te doen, zonder de mogelijkheid om te kunnen kiezen uit verschillende opties. Een antilope bijvoorbeeld ‘kiest’ er niet voor om weg te rennen voor een leeuw, haar instinct draagt haar op om weg te rennen omdat deze handeling, gegeven de omstandigheden, de beste overlevingskansen biedt. Het instinct van een dier kan daarmee gezien worden als de uitkomst van een formule die in grote lijnen is gericht op het overleven, het verspreiden van de eigen genen, het verhogen van de eigen status en mogelijk nog een aantal andere, meer obscure doeleinden.
1.4. Afweging mensen
Net als bij planten en dieren vertoont ook de mens instinctmatig gedrag: een groot aantal handelingen wordt gedachteloos uitgevoerd als onderdeel van een routine en veel reacties zijn een automatisch gevolg van bepaalde stimuli. In die gevallen wordt er niet gekozen voor een zekere gedraging, maar wordt eenvoudigweg de uitkomst van de ingevulde formule uitgevoerd. Bij dit gedrag, dat onbewust tot stand komt en bovendien onbewust ten uitvoer wordt gebracht, speelt vrije wil geen rol.
Naast onbewust gedrag is de mens echter ook in staat tot bewust gedrag, waarvan misschien wel de totstandkoming onbewust verloopt, maar voor de uitvoering expliciet ‘toestemming’ wordt gegeven. Nog steeds wordt er aan de hand van alle beschikbare variabelen een berekening gemaakt, maar de uitkomst van deze formule wordt niet automatisch in de praktijk gebracht. Mensen kunnen, dankzij hun ‘vrije wil’, kiezen of ze de meest logische, meest voor de hand liggende handeling verrichten, of de voorkeur geven aan een minder logisch alternatief dat instinctmatig gezien niet de meest gunstige optie is. Dit betekent uiteraard niet de mens vrij is om letterlijk alles te kunnen doen dat in hem opkomt, maar wel dat hij uit meerdere mogelijkheden kan kiezen. Op een kruispunt kan hij bijvoorbeeld kiezen om links, rechts of rechtdoor te gaan, maar niet om recht naar boven te vliegen.
Als echter de mens uit enkel materie bestaat en deze materie beïnvloed wordt door onverbiddelijke natuurkrachten die gegeven een zekere beginsituatie altijd dezelfde eindsituatie tot gevolg hebben, dan kan vrije wil niet bestaan. In dat geval kan iemand op een kruispunt niet kiezen voor links, rechts of rechtdoor, maar zal hij altijd de kant kiezen die volgt uit de formule die met de variabelen van dat moment is ingevuld. Geen enkele handeling is dan werkelijk vrijwillig: alle gedrag wordt immers compleet gedicteerd door de materie van het brein, en hoe die materie op een zeker moment gerangschikt is, is op haar beurt een volledig voorspelbaar gevolg van de eerdere rangschikking en de werking van natuurkrachten. De vrije wil die mensen ervaren als ze voor een beslissing staan, is dan dus een illusie. De handeling waar uiteindelijk voor zal worden gekozen, is feitelijk de enige mogelijke handeling: anders handelen of niet handelen was nooit een reële optie.
2. Gevolgen determinisme
De gevolgen van een deterministisch wereldbeeld, waarin mensen geen vrije wil hebben, zijn verstrekkend. Als er geen vrije wil bestaat, dan hebben mensen geen enkele keuze: alles, van het gerecht dat ze kiezen in een restaurant en of ze al dan niet een dessert bestellen tot de partner met wie ze hun leven zullen delen en hoeveel kinderen ze hopen te krijgen, wordt bepaald door de manier waarop de atomen in het universum gerangschikt zijn en de natuurkrachten die erop inwerken. Bovendien zou een individu niet verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor zijn gedrag, want iedere gedraging is het onvermijdelijke gevolg van oorzaken buiten hemzelf. Het afschaffen van de rechtspraak lijkt een logische stap – want waarom zou iemand gestraft moeten worden voor iets waar hij geen enkele invloed op kon hebben – maar het bestaan van de rechtspraak is, gezien haar bestaan, op zichzelf ook onvermijdelijk.
Zonder vrije wil staat de toekomst van het universum (de mogelijkheid van het bestaan van toeval buiten beschouwing gelaten) volledig vast. De mens heeft geen enkele mogelijkheid om zijn handelen in het heden te bepalen, laat staan toe te werken naar een gewenste toekomst. Een individu kan streven naar het bereiken van een bepaald doel, maar in dat geval was er nooit een optie om daar niet naar te streven: al ver van tevoren stond vast of hij zou streven, waarnaar hij zou streven, en of hij zijn doel zal behalen. Nadenken over het doel van het leven is daarom niet nodig, want de mens kan toch niets doen om dit doel te verwezenlijken. Tegelijk is dit nadenken voor degene die het doet onvermijdelijk, terwijl het voor degene die het niet doet onmogelijk is.
Een besef van het ontbreken van vrije wil zou kunnen leiden tot nihilistische gedachten: als ik nergens voor kan kiezen en er is altijd maar één optie mogelijk, dan heeft het ook geen zin om een betekenis of een waardeoordeel aan mijn gedrag toe te kennen. Een handeling of gedachte kan niet goed, moreel en correct of slecht, immoreel en incorrect zijn, want om een dergelijk relatief oordeel te kunnen vellen moeten minimaal twee opties tegen elkaar worden afgewogen – en dat kan niet als er slechts één mogelijkheid bestaat. Niets dat ik doe doet er toe, maar ik kan er niet voor kiezen om het niet te doen. Wie desondanks gelooft in vrije wil, is geprogrammeerd om in vrije wil te geloven: ook voor zijn persoonlijke overtuigingen heeft een individu niet vrijwillig gekozen. Feitelijk gezien wordt de mens zonder vrije wil gereduceerd tot een rots of ieder ander willoos object dat zonder enige keuzevrijheid moet ondergaan wat op zijn pad komt zonder dat pad te kunnen kiezen.
3. Vrije wil als meest rationele aanname
Het bestaan van vrije wil is niet verenigbaar met de aanname dat de mens een fysiek wezen is dat bestaat uit enkel materie. In dat geval wordt immers iedere beslissing die een mens neemt gedicteerd vanuit onverbiddelijke, onbeïnvloedbare natuurkrachten. Alleen door introductie van een ‘ziel’, een immaterieel element dat enerzijds voor haar bestaan niet afhankelijk is van de materie van het lichaam, maar anderzijds wel een onderdeel uitmaakt van het wezen van het individu, kan het bestaan van vrije wil worden gerechtvaardigd. Het bestaan van de ‘ziel’ is echter niet controleerbaar en lijkt daarmee een behoorlijk absurde, haast religieuze aanname.
Toch kan beredeneerd worden dat het erkennen van een vrije wil rationeler is dan het afwijzen ervan. Enerzijds is het mogelijk dat vrije wil niet bestaat: in dat geval gelooft een individu ofwel (onterecht) dat hij een vrije wil heeft, ofwel (terecht) dat hij geen vrije wil heeft. Welk van beide overtuigingen hem als enige mogelijke optie door omstandigheden wordt opgedrongen, dat is het onvermijdelijke gevolg van natuurkrachten waar hij bij definitie geen enkele invloed op heeft. Wat hij ook gelooft, hij heeft er niet voor gekozen en kan er niets aan veranderen. Anderzijds is het mogelijk dat vrije wil wel bestaat: in dat geval gelooft een individu ofwel (terecht) dat hij een vrije wil heeft, ofwel (onterecht) dat hij geen vrije wil heeft. In dat geval is er, in tegenstelling tot de situatie waarin geen vrije wil bestaat, een keuze tussen twee verschillende opties, waarvan de één juist is en de ander onjuist. En uit het bestaan van die keuzemogelijkheid volgt uiteraard per definitie dat het erkennen van de vrije wil de juiste keuze is en het afwijzen ervan onjuist.
De meest rationele beslissing is dus om het bestaan van vrije wil te erkennen: als vrije wil inderdaad bestaat, dan heb je het bij het rechte eind, en als vrije wil niet bestaat, dan is je erkenning ervan veroorzaakt door factoren waar jij geen invloed op hadden kunnen uitoefenen. Erkenning van vrije wil is daarmee nooit onjuist, ook niet als de wereld aan determinisme onderhevig zou blijken te zijn. In dat geval is die erkenning eenvoudigweg een onvermijdelijke uitkomst in een wereld waarin ‘juist’ en ‘onjuist’ niet bestaan.
Dat geloof in het bestaan van de ziel een haast religieuze aanname zou zijn, ligt helemaal aan de definitie van de ziel. Is daarin iets als een scheiding van geest en lichaam aan de orde, dan zijn we er nog steeds niet klaar mee om de ziel dan maar naar het land der fabelen te verwijzen op grond van het feit dat er geel geest of ziel is als het leven voorbij is, zoals er ook geen ziel of geest bestaat wanneer het leven nog niet begonnen is. De mens kan pas geestig zijn tussen geboorte en dood en helaas schieten velen daarin ook nog tekort. Veel verstrekkender is dat een zekere gemoedsgesteldheid, variërend van vervoering tot overtuiging, kan worden gegenereerd met een medium dat door de mens wordt voortgebracht en dat men dit ziel kan noemen als het zich handhaaft wanneer die mens reeds niet meer bestaat.
Omdat de mens op creatieve wijze bezielende kunst en wetenschap kan voortbrengen is gevoeglijk aangetoond dat iets dergelijks zich voordoet. Geenszins betekent dit echter, dat het daardoor onstoffelijk zou zijn, want de ermee samenhangende communicatie of perceptie is afhankelijk van fysieke waarneming.
In metafysische zin is er niets, geen ziel.
De ziel, zoals hier door mij benaderd, is een resultante van een fysiek proces dat bezielend is.
@Casper C. Bosveld
In het bovenstaande stuk is de ‘ziel’ gedefinieerd als een immaterieel element dat enerzijds voor haar bestaan niet afhankelijk is van de materie van het lichaam, maar anderzijds wel een onderdeel uitmaakt van het wezen van het individu. Het betreft hierbij dus de basale betekenis van ‘onstoffelijk deel van de mens’, zonder alle culturele, religieuze en waarschijnlijk veelal onjuiste associaties die er in de loop der eeuwen aan verbonden zijn geraakt. Met het bestaan van de ziel kan ‘vrije wil’ worden verklaard, terwijl andere zaken, zoals gemoedsgesteldheid en creativiteit geen immateriële verklaring nodig hebben omdat het lichaam met haar determinerende processen als oorzaak voldoet.
Ik ben het met alles eens, behalve met dat het logisch zou zijn om de rechtspraak af te schaffen als vrije wil niet bestaat. Het mag dan zijn dat niemand verantwoordelijk is voor zijn/haar daden, maar het bestaan van rechtspraak überhaupt zorgt er wel voor dat daden die voor anderen negatief zijn (in de toekomst verder) worden voorkomen, bijvoorbeeld door angst voor straf of door fysieke opsluiting. De rechtspraak zorgt ervoor dat er minder “slechte” daden worden verricht, en of de daders er nou verantwoordelijk voor zijn of niet is niet van invloed daarop.
Ik vind dit wel een heel leuk onderwerp. Ik gebruik het vaak om mensen in de war te brengen. Het werkt alleen niet bij iedereen. Veel mensen snappen het niet. Maar daar kunnen ze niets aan doen.
Hou bijvoorbeeld een vel papier op en stel luid en duidelijk: Dit vel papier hier, kan niet branden, met geen enkele mogelijkheid. Absoluut, totaal onmogelijk!
Mensen zijn het er gelijk niet mee eens, willen naar buiten, pakken hun aanstekers al. Maar de verklaring is simpel: als het papier kòn branden, dan brandde het al. Als de omstandigheden ernaar waren dat het papier kòn branden, hoge temperatuur, voldoende zuurstof aanwezig, dan brandde het allang. Dat het papier niet brandt betekent dus automatisch dat het ook niet kan branden.
Of iets anders: je kunt stellen dat er een kans van 100% was dat je niets hebt gewonnen met een loterij (of juist wel iets, dat zou het nog leuker maken). Niemand mee eens natuurlijk. Zelfde verhaal weer: als het kon, had je gewonnen. Dat je niet won betekent dat het ook niet kon.
Twijfel hierover bestaat echter nog wel. Er zijn bepaalde dingen die erop wijzen dat toch niet echt àlles vaststaat. Het eerste is dat je zou kunnen zeggen dat in ieder geval vanaf nu alles al vaststaat in dit heelal, maar zouden er niet nog meer heelallen kunnen zijn waar het iets anders is? Andere beginsituatie, andere realiteit. Stond het ook al vast dat er een oerknal zou zijn en op welke manier die zou plaatsvinden? (ervanuitgaande dat die theorie klopt)
Het tweede is dat kwamtummechanische deeltjes onvoorspelbare eigenschappen hebben. Je kunt maar een eigenschap tegelijk meten. Een andere eigenschap is dan onzeker. De verschillende mogelijkheden voor zo’n onzekere eigenschap zouden allemaal tegelijk waar kunnen zijn. Voor iedere mogelijkheid is er een aparte tijdlijn, een aparte realiteit. Op die manier zouden er dus ontzettend veel mogelijke werelden zijn die allemaal tegelijk bestaan, maar waarvan we er maar één enkele zelf meemaken omdat we daar zelf in vastzitten. Maar hoe “onze” realiteit verdergaat is alsnog onzeker. Bij iedere gebeurtenis splitsen zich realiteiten af, voor iedere mogelijke uitkomst één. Welke wordt de onze? Dat is onvoorspelbaar. (Helaas weet ik niet zoveel van dit onderwerp en volgens mij komt dit verhaal vaag over, maar ik zou er graag meer over willen weten.)